ze moeten beslissen over uitzichtloosheid. Volgens de deelnemers is het vanwege de aard van psychisch lijden altijd ingewikkeld om zinvolle prognostische beweringen te doen. Daarbij lijden de meeste patiënten die op psychische gronden om euthanasie vragen aan complexe aandoeningen en hebben ze klachten in meerdere domeinen die de huidige diagnostische modellen tarten. Ook geven de deelnemers aan dat het moeilijk is om de kwaliteit van eerdere behandelingen te beoordelen, met name als het om psychotherapie gaat. De deelnemers gaan met deze uitdagingen om door zich tijdens de beoordeling te concentreren op de eerdere pogingen om het lijden te verminderen. Wanneer ze vaststellen dat het lijden uitzichtloos is zeggen ze dus niet zozeer ‘het komt nooit meer goed’, maar eerder ‘al het redelijke is geprobeerd’. Deze retrospectieve interpretatie van uitzichtloosheid wordt bemoeilijkt wanneer een patiënt bepaalde behandelingen weigert. Dat maakt dat verschillende deelnemers het ook lastig vinden om in een dergelijk geval uitzichtloosheid vast te stellen. Tegelijkertijd zien deelnemers ook dat ‘behandelmoeheid’ een op zichzelf staande oorzaak van lijden kan zijn bij patiënten die op basis van psychisch lijden om euthanasie verzoeken. Deze behandelmoeheid vermindert de motivatie voor verdere behandeling. Omdat verschillende deelnemers dit begrijpelijk vinden, kan dit hun bewegen om een behandelweigering die redelijk is te accepteren bij het vaststellen van uitzichtloosheid. Bijvoorbeeld omdat de belasting niet opweegt tegen de mogelijke baten. Voortbouwend op de eerdere studies hebben we een Delphi-onderzoek uitgevoerd om criteria vast te stellen voor uitzichtloos psychisch lijden in de context van een euthanasieverzoek. Deze studie wordt beschreven in hoofdstuk 6. We hebben 67 psychiaters uit Nederland en België met ervaring in het beoordelen van euthanasieverzoeken gevraagd om een definitie van uitzichtloos psychisch lijden te geven en deze nader toe te lichten. Ook hebben we verschillende criteria geformuleerd en de deelnemers gevraagd om op een Likert-schaal aan te geven of ze het met de criteria eens of oneens zijn. De resultaten van ronde één vormden de basis voor een tweede ronde met aangepaste en nieuwe criteria. Uiteindelijk bereikten dertien criteria consensus. Samenvattend zijn de deelnemers het erover eens dat een zorgvuldig gestelde diagnose noodzakelijk is en dat deze bevestigd moet worden door een onafhankelijke psychiater. Wat betreft de behandeling bestaat er consensus dat de geïndiceerde medicamenteuze, elektroconvulsieve, psychotherapeutische en herstelgerichte behandelingen geprobeerd moeten zijn zonder resultaat. Ook moeten substantiële inspanningen geleverd zijn om de sociale situatie van de patiënt te verbeteren. De deelnemers zijn het er ook over eens dat het lijden meerdere jaren aanwezig moet zijn zodat alle relevante behandelingen geprobeerd kunnen worden, maar dat er ook grenzen zijn aan het aantal diagnostische procedures en behandelingen dat een patiënt moet ondergaan voordat uitzichtloosheid kan worden vastgesteld. 142 | APPENDICES A
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw