Proefschrift

104 Ik probeer met socratische gesprekken de leerlingen zelf te laten filosoferen, dat staat voor mij centraal. Ze moeten als schoolexamen in de vijfde klas zelfstandig een filosofisch gesprek voeren. Ze hebben dat daarvoor dan al regelmatig geoefend en kennen alle stappen, dus ze kunnen dat gesprek zelf leiden. Daar zit zoveel in: discussie, luisteren, kritische vragen kunnen stellen, genuanceerd verwoorden, gestructureerd een gesprek kunnen voeren. Ik vind dat zo mooi, waar leer je dat nou? Ik ben minder gefocust op de filosofen. Ik lees vrijwel nooit primaire teksten met leerlingen. De vraag is: leert dat lezen ze wel beter filosoferen? En dan kun je zeggen van: ja, ze kunnen er beter door filosoferen, want ze kunnen zien wat de filosoof zelf heeft opgeschreven, maar soms is het heel nuttig om uit te zoomen. Om wel aan te geven wat de context is, maar vervolgens gewoon te kijken naar: wat zegt ‘ie nou eigenlijk echt? En heb je per se de tekst nodig om de argumentatiestructuur van de filosoof te pakken? Meestal is de tekst een hindernis, het is bijna altijd te moeilijk voor leerlingen. Dan denk ik: wil ik ze goed leren filosofen lezen of wil ik ze vooral zelf laten filosoferen? Ik heb van meet af aan gekozen voor het tweede. Ook omdat ik het leuker vind, maar ook omdat ik niet per se geloof ik de waarde van het eerste. Toch vind ik de theorie ook heel belangrijk. Vooral die interne logica, hoe concepten samenkomen, het geheel van denkstappen die een theorie vormen. Er zijn twee strategieën: top down, door als docent kennis aan te bieden, of beginnen vanuit een casus en leerlingen vanuit hun eigen ideeën te laten denken. Beide doe ik, meestal in een onderwijsleergesprek. Daarin heb je verschillende tools als gespreksleider om hun denken aan te scherpen. Door goede vragen te stellen kan je vaak het verschil maken als docent. Als je vanuit een casus werkt, zonder theorie, dan gaat het erom dat je leerlingen heel goed laat onderbouwen waarop hun eigen mening gebaseerd is. Maar meestal vinden we dat voor filosofie onvoldoende en willen we dat leerlingen ook de traditie kennen en de filosofische ideeën die daarbij horen. De filosofieles is geslaagd als ik leerlingen heb weten te raken. De vorige les ging over de zinloosheid van het bestaan, het absurdisme van Camus. Daar hebben we het in een onderwijsleergesprek over gehad. Dit keer kwam het hard aan. Die leerlingen hadden toch wel zoiets van: hij heeft echt gewoon gelijk die Camus. Ik zei dat het helemaal niet erg is dat het leven geen zin heeft, en die leerlingen vroegen mij toen van: ‘Maar hoe gaat u daar dan mee om?’ Dan is het even geen schoolvak meer. Ook het debat gebruik ik vaak als werkvorm. Ik had laatst een les met een debat over het huwelijk, de een moest de stelling verdedigen dat dat een waardevol instituut is en de ander moest daar tegenin gaan. Die leerlingen waren echt aan elkaar gewaagd, het ging er hard aan toe, ze bleven maar doorargumenteren, maar wel met respect voor elkaar. Dat vond ik ook een geslaagde les, maar op een andere manier. In beide lessen waren leerlingen zelf aan het filosoferen. En daar gaat het mij om.’

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw