Proefschrift

112 goede docent kan zijn en dat je kan zeggen: wat maakt het eigenlijk uit of ze filosofie leren. Bij filosofie moet je echt helemaal meegezogen worden dat vak in. Als het in een groep niet zo goed gaat, dat je een groep niet op gang krijgt, dan zeg ik: ik kan jullie nog steeds lesgeven, maar je hebt echt slechter les als je niet luistert naar anderen, de kwaliteit in zijn geheel gaat naar beneden omdat je het niet meemaakt. Je maakt niet mee hoe iemands gedachtegang is en dan kan je dat dus ook niet weer voor jezelf in je eigen hoofd doen op een schoolexamen bijvoorbeeld, dat gaat dan echt slechter. In de vierde, als ze voor het eerst filosofie hebben, zijn ze dat nog helemaal niet gewend. Dan zitten ze nog in de modus: we moeten een opdracht maken, de leraren geven de antwoorden en dan gaan we weer naar de volgende les. Dus als het dan bijvoorbeeld gaat over de vrije wil, dan denken ze eerst van: ja, natuurlijk heb je vrije wil. Dus dat heeft wel een beetje training nodig. Een van de eerste discussies die we voeren om dit te oefenen gaat over verantwoordelijkheid. Het gaat over een sekte: is die hele groep verantwoordelijk of die leider verantwoordelijk? En de eerste gedachte is: die leider is verantwoordelijk. Tot dat er een leerling zegt: ja maar iemand anders had ook iets kunnen doen, die had ook iets kunnen zeggen. En daar doen ik dan lekker lang over, door dat denken te vertragen door het op te schrijven op het bord en dan laat ik zien: kijk hier heb je allemaal hele moeilijke kwesties. Wat betekent het om een leider te zijn? Of wat het betekent om te zeggen: jij bent de leider? Wat betekent het om een vrije wil te hebben en op elk moment te kunnen zeggen: ik doe het niet? Dus dit zijn allemaal vragen die daaronder zitten. En doordat ze dat debat zelf hebben gevoerd en de hele tijd zijn tegengesproken door elkaar, hoop ik dan dat ik een soort begin maak met dat vertragen en uitzoeken, en een soort zoekende houding te krijgen, in plaats van een weet-of-weet-niet achtige houding. Ik heb weleens een leerling gehad die zei: ik wou dat we gewoon een boek hadden met opdrachten en dat we die dan af hadden. En dat doe ik dus niet, ik werk niet met lesplanners en dat soort dingen, en daar worstel ik wel een beetje mee, of dat wel goed is. Die structuur blijf ik heel ingewikkeld vinden. Het hangt nu wel erg op mij allemaal. Maar ik vind er anders gewoon niets aan, dan verveel ik me zelf zo. Ik wil het echt samen met die kinderen doen. Ze maken bijvoorbeeld ook zelf presentaties voor elkaar en daar geniet ik dan enorm van. Volgens mij vinden ze het fijn als ze me zelf aan het werk zien met die stof. Dus dan zeg ik: wat staat hier nu eigenlijk? En soms weet ik het echt niet. En dan zeg ik: Ik weet het echt niet, kom op, help me maar. Dat ik echt moet nadenken over iets wat ze zeggen of dat een goed voorbeeld is, of een goed tegenargument. Dat ze meekrijgen dat nadenken ertoe doet. Dat het niet iets is van: ja dat doen we even, of: we hoeven het niet te doen, want het antwoord is er al. Maar dat dat denken zelf

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw