Proefschrift

120 meeneemt daarin gaan ze die bewegingen begrijpen en gaan ze die zelf ook maken. Bijvoorbeeld door eerst hele sterke punten van een filosoof te benoemen en daarna de kritiek erop van de volgende filosoof. Dan leren leerlingen ook die kritiek te maken. Ik zou het liefst een hele grote poster in mijn klas hebben hangen waarop staat: Je hoeft niet te geloven wat je denkt. Alles wat er in je op borrelt hoeft niet waar te zijn. Wees daar kritisch op. Ik denk dat dat echt een kernzaak is van ons vak. Wij mensen zijn heel erg geneigd datgene wat aangenaam klinkt eerder te geloven dan dingen die niet zo aangenaam klinken. En dat is nou net wat je als filosofisch geschoold mens moet leren: dat je twijfels gaat plaatsen bij die dingen die overtuigend klinken. Het allerbelangrijkste dat ik leerlingen dus mee wil geven is: denk zelf na. Dat is ook wat ik leerlingen het meest verwijt als ze dat niet doen. Op de toets eis ik van ze dat ze volledig zijn in het geven van hun antwoorden. Ze moeten heel goed formuleren, in eigen woorden. Ik vind het niet goed als ze een formulering uit het boek opschrijven, want dan heb je niet zelf nagedacht. Daar blijf ik op hameren. En ook in discussies, als ze met platitudes komen of dooddoeners. Soms speel ik advocaat van de duivel. Dan ga ik een totaal tegenoverstelde mening verkondigen van wat zij kennen of weten of verwachten. En omdat ik goed kan argumenteren praat ik ze dan helemaal onder de tafel, zodat ze denken: wat moet ik hier nou tegen in brengen? Als een les geslaagd is verlaten ze het lokaal nog middenin een discussie. Ik zou ontzettend graag meer teksten met leerlingen samen willen lezen. Wat er in een primaire tekst gebeurt, is dat er niet te snel een antwoord is. Er zitten dan voor zo’n filosoof altijd meerdere kanten aan. Die ook behandeld moeten worden, die ook overdacht moeten worden. En daarin worden dan een heleboel hele kleine denkstapjes gezet. In secundaire teksten worden die stappen allemaal overgeslagen en wordt meteen naar de conclusie gesprongen. Ik probeer altijd wel in mijn verhalen uit te leggen hoe een filosoof ergens toe komt. Waarom heeft Plato het woord eidos die betekenis gegeven? Wat betekende dat woord daarvoor? Waardoor leerlingen beter snappen dat het een denkweggetje is. Dat het ergens is begonnen bij een bepaalde vraag en dat er verschillende stappen zijn gezet om tot een bepaalde conclusie te komen. Door dat te doen oefenen ze ook voor zichzelf: ik heb een bepaalde conclusie, maar hoe ben ik daar eigenlijk gekomen? Ik zie een socratisch gesprek in mijn klas vooral als oefeningetjes in het socratisch gesprek. Het is niet het socratisch gesprek zelf. En dat kan ik ook niet van ze verlangen. Als ik heel strikt de regels van dat gesprek ga opleggen ga ik ze te veel frustreren met formele eisen en duurt het ook te lang. Ik vind het wel goed dat ze ook met elkaar in gesprek zijn, en niet alleen naar mij luisteren, want ik denk dat ze daarin nog op een andere manier dat zelf denken oefenen. Dat is ook een sociaal

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw