Proefschrift

137 een heel goed gesprek over, ze ging haar profielwerkstuk maken over alternatieve geneeswijzen en hoe je dat filosofisch zou kunnen onderbouwen. Het is niet dat ik zeg wat ze moeten denken, maar ik laat wel heel duidelijk zien wat ik ervan denk. En in die zin leef ik het ook voor. Ik denk dat het een illusie is dat je waardevrij les kunt geven. Sterker nog, als je denkt dat je waardevrij zou moeten lesgeven is dat ook een uitdrukkelijke waarde die je inbrengt. Daar zit een soort relativisme achter waar ik niet in mee kan gaan. Ik leg heel erg de nadruk dat als een standpunt wordt ingenomen, ook door de docent, dat gebaseerd moet zijn op argumenten, op feiten, betrouwbare bronnen. En ten tweede: daar zitten waardeoordelen achter, ook dat vind ik heel belangrijk voor leerlingen om mee te krijgen. Uiteindelijk denk ik dat Bildung, dat dat voor mij een soort ultiem onderwijsdoel is. In het woord Bildung zit een soort besef van samenleving en cultuur, niet alleen in kennis, maar ook in omgangsvormen, beschaving, een bepaald soort samenleving. Het onderwijsleergesprek gebruik ik het meest. Omdat dat denk ik voor filosofie het best werkt. Ik kan in een onderwijsleergesprek mijn leerlingen hardop laten nadenken en op die manier wordt dat denkproces zichtbaar. Wat mij betreft is dat denkproces een sociaal proces. Het misverstand is altijd dat filosofie bestaat uit een reeks eenzame genieën, die op hun eilandje of bergtop hebben zitten denken. Nou nee. Soms is het verhelderender om te beseffen dat het niet zozeer jij is die denkt, maar dat het denkt in jou. De taal heb je aangereikt gekregen, denkbeelden heb je aangereikt gekregen. In zo’n gesprek kun je nooit van tevoren zeggen wat er gebeurt. Je kunt wel dingen inbrengen en dan hoop je dat er reacties op komen, maar je zult ter plekke moeten reageren op die reacties. Wat dat betreft lijkt het meer op een spel. Ik basketbal, ook hier op school in de pauze met leerlingen trouwens, en zo’n onderwijsleergesprek vergelijk ik graag met een basketbalwedstrijd: het lokaal is het speelveld, je hebt bepaalde regels en ook een bepaald doel. Maar waar die bal terecht komt en wat je ermee doet als jij die bal hebt, dat is open. Het is afhankelijk van de omstandigheden. Die onderdelen zijn er om dat spel mogelijk te maken, en niet omgekeerd. Ik heb wat theaterervaring en dat heeft me erg geholpen bij het lesgeven, dat je ook bij hele onverwachte situaties ad rem kunt reageren. Dat je er een draai aan kunt geven. Er moet natuurlijk in een les wel iets gebeuren, er moeten stappen worden gezet, je moet dingen bij elkaar pakken, afronden, naar een volgende stap gaan. Dus je moet wel af en toe ingrijpen, maar het is ook durven loslaten. Je gooit iets in het midden van een groep, een onderwerp, een gedachte, en als het goed is gaan ze eraan trekken. De dingen loslaten en tegelijkertijd heel goed observeren. En kijken: wat gebeurt er, en wat kan ik er mee? Kan ik dwarsverbanden leggen, kan ik de leerlingen die er niet bij zijn erbij betrekken?

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw