Proefschrift

12 tegenstelling tot de wiskunde beschikt ze niet over formele bewijsmethoden. Filosofie bestaat uit niet meer dan vragen stellen, redeneren, ideeën testen en mogelijke tegenargumenten verzinnen, en je afvragen hoe onze begrippen eigenlijk functioneren (Nagel, 2014, p.8). Filosofie is volgens Nagel gericht op het begrijpen en analyseren van ideeën die we dagelijks gebruiken. Als oefening kun je de leerlingen bijvoorbeeld filosofische vragen laten bedenken bij de vakken die ze op school krijgen. Bij geschiedenis: Wat is tijd?, bij wiskunde: Wat is een getal?, bij Nederlands: Wat is taal? Of: Kunnen we denken zonder taal? Dat is niet zo’n gek begin voor een eerste filosofieles, aangezien het meteen gaat over een onderscheidend element van filosofie ten opzichte van andere vakken: wat maakt een vraag tot een filosofische vraag? De vraag: ‘Hoeveel mensen zijn er op aarde?’ is geen filosofische vraag. De vraag: ‘Wat is de mens?’ wel. Nagel stelt voor om je eerst te verdiepen in filosofische vragen, vervolgens te kijken welke mogelijke oplossingen door filosofen daar al voor zijn bedacht en dan te kijken wat daar voor kritiek op mogelijk is. Dat is eigenlijk meteen al een voorbeeld van een didactische aanpak, waarin vijf stappen zijn te onderscheiden: Stap 1: Leerlingen zien in dat X een probleem is. Stap 2: Leerlingen denken zelf over probleem X na. Stap 3: Leerlingen krijgen van de docent enkele mogelijke oplossingen voor probleem X van verschillende filosofen aangereikt. Stap 4: Leerlingen denken na over deze mogelijke oplossingen en proberen hier tegenargumenten bij te bedenken. Stap 5: Er volgt een discussie waarin deze argumenten geëvalueerd worden. Zo blijken filosofie en didactiek nauw verweven te zijn: als je gaat nadenken over de vraag wat filosofie is, leidt dat tot een idee over wat je zou moeten doen als je het wil onderwijzen. Probleem is dat er heel veel filosofen zijn, met even zovele definities van de filosofie. Welke nu te kiezen? De definitie van Nagel geeft aanknopingspunten voor een didactische aanpak, die van Lyotard is wat lastiger, maar betekent dat dat je uit praktische overwegingen dan maar voor Nagel moet kiezen? En al die andere filosofen en filosofische tradities dan? Karel van de Leeuw en Thecla Rondhuis (zie paragraaf 1.3) kiezen voor een aanpak waarin zij karakteristieken van 20e eeuwse filosofen uit verschillende tradities bij elkaar nemen en samenvatten in enkele hoofdkenmerken van de filosofie. Het gemeenschappelijke daarin omschrijven zij als volgt:

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw