Proefschrift

13 Common to all characterisations is the conception of philosophy as an autonomous cognitive activity that abstains from external means like instruments, specialized knowledge or appeal to authority. In both Western and Eastern traditions, philosophy is regarded as the independent production of consistent thought avoiding dogmas, certainties, or definitive judgments (Van der Leeuw & Rondhuis, 2000, p. 27). Vervolgens noemen Van der Leeuw en Rondhuis een aantal kenmerken en definities van filosofie volgens verschillende filosofen. De gemeenschappelijk deler is dat filosofie wordt beschouwd als een denkactiviteit die niet tot definitieve conclusies leidt, geen wetenschappelijke kennis oplevert en wars is van dogma’s en autoriteit. Dan blijft de vraag: hoe en waarom moet je een vak met deze kenmerken onderwijzen? Die vraag wordt in de volgende paragraaf eerst op de spits gedreven, vervolgens wordt ingegaan op onderzoek op het gebied van de vakdidactiek van de filosofie in Nederland. 1.3 Vakdidactisch onderzoek in Nederland In het vooronderzoek bij het proefschrift van vakdidacticus Jos Kessels (1985) wordt een stuk van de Nederlands filosoof en docent klassieke talen Cornelis Verhoeven aangehaald, die op ironische wijze beargumenteert waarom een didactiek van de filosofie volgens hem onmogelijk is. Verhoeven vergelijkt filosofie met poëzie, dat volgens hem ook niet te onderwijzen valt. Vlijtige leerlingen kunnen het hoogstens nabootsen, maar dat leidt nooit tot echte poëzie. Zoiets geldt volgens hem ook voor filosofie. Een didacticus wordt geprezen als hij of zij helderheid weet te geven over ingewikkelde zaken, maar dat verdraagt zich volgens Verhoeven niet met filosofie, want die “…breekt af en relativeert wat de didactiek opbouwt, zij draagt niet bij aan vanzelfsprekendheid en kan dat dus ook niet doen wanneer zij onderwezen wordt” (Verhoeven, 1978, p. 777). De bekende uitspraak van Socrates, ‘Ik weet dat ik niets weet’, is volgens Verhoeven niet alleen maar een pose, een manier om anderen uit de tent te lokken, maar een werkelijke overtuiging dat het weten van hemzelf en van anderen op niets berust. Daarom kon Socrates volgens Verhoeven onmogelijk lesgeven: “Tot het laatst toe heeft hij zich ertegen verzet een leermeester te zijn en leerlingen te hebben, zoals

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw