156 In dit hoofdstuk wordt de ruimte om te denken in de filosofieles onderzocht aan de hand van de drie spanningsvelden die aan het eind van het eerste hoofdstuk geformuleerd zijn: filosofie leren - leren filosoferen, continuïteit - discontinuïteit en authoritative - dialogic discourse. De bijbehorende onderzoeksvragen worden beantwoord aan de hand van de bevindingen uit de geobserveerde lessen en interviews met de acht deelnemende docenten. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een overzicht van strategieën die de docenten gebruiken om hun leerlingen aan het denken te zetten. 4.1 Eerste spanningsveld: filosofie leren - leren filosoferen Onderzoeksvragen: 1a) Wat zijn de opvattingen van docenten over filosofie leren - leren filosoferen? 1b) Wat zijn de opvattingen van docenten over het socratische gesprek? 1c) Wat zijn de opvattingen van docenten over het gebruik van primaire teksten? De onderzoeksvragen die bij dit begrippenpaar horen gaan over de opvattingen van filosofiedocenten over hun manier van lesgeven en daarmee over de positie die zij innemen binnen het spanningsveld filosofie leren - leren filosoferen. De eerste onderzoeksvraag vergelijkt de posities van de acht filosofiedocenten op dit punt. Het socratisch gesprek en het lezen van primaire filosofische teksten kunnen beide als klassieke manieren opgevat worden om filosofieonderwijs vorm te geven. Het zijn geen verplichte onderdelen voor het vak filosofie op havo en vwo. De docent bepaalt welk lesmateriaal er gebruikt wordt en welke werkvormen er gekozen worden. In sommige lesmethodes staan wel fragmenten uit primaire teksten, en de eindtermen voor de eindexamens havo en vwo zijn gedeeltelijk gebaseerd op fragmenten uit primaire teksten. Het socratisch gesprek wordt binnen de praktijk van het Nederlandse filosofieonderwijs doorgaans opgevat als een onderzoekend gesprek, waarbij leerlingen in kleine groepen op zoek gaan naar het antwoord op een filosofische vraag. Alle deelnemers zijn verantwoordelijk voor het verloop van het gesprek. In het socratisch gesprek wordt geen beroep gedaan op theorie of autoriteit. Voorbeelden dienen uit de eigen ervaring te komen. Dit in tegenstelling tot het onderwijsleergesprek, de meest gebruikte werkvorm onder filosofiedocenten, (Marsman, 2010, p.34) waarbij vaak gestuurd wordt naar een bepaalde theorie
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw