158 theorieën een voorwaarde is om filosofisch te leren denken. Hij noemt dit ‘de gereedschapskist van begrippen, van denkbewegingen, van omwentelingen in het denken’ en stelt: ‘Als je ze meeneemt daarin gaan ze die beweging begrijpen en gaan ze die zelf ook maken.’ Zijn belangrijkste argument om niet te beginnen met filosoferen is: ‘Als je dat gereedschap niet van meet af aan meegeeft dan zal men te veel blijven binnen de kaders die er al zijn.’ De beweging bij Don is dus vanuit de kennis van filosofische theorieën naar het denken daarover: van filosofie leren naar leren filosoferen. Bij Joan is die beweging andersom: zij begint bij filosoferen leren. (Hierbij moet wel opgemerkt worden dat Don alleen in de bovenbouw lesgeeft en Joan ook in de onderbouw, waar doorgaans meer de nadruk ligt op leren filosoferen.) Joans uitgangspunt is dat iedereen meteen mee kan praten over filosofische vragen, zonder kennis van begrippen of theorieën. Ze licht dat toe met het volgende voorbeeld: ‘Je moet wel kennis van zaken hebben, maar als je aan het leren filosoferen bent, kun je heel goed eerst met een socratisch gesprek beginnen als je wilt weten wat liegen is. En daarna pas literatuuronderzoek gaan doen en Kant erbij halen. Op school wil ik ze zo lang mogelijk enthousiast houden daarvoor, en daarom de theorie doseren.’ De verschillende opvattingen van deze twee docenten komen duidelijk terug in hun lessen. Zo legt Don vaak klassikaal filosofische theorie uit en doet Joan dit juist weinig, en maakt Joan veel gebruik van het socratisch gesprek, en doet Don dit veel minder en op een andere manier. (Hierover meer in de volgende paragraaf over het socratisch gesprek). De overige zes docenten zitten hiertussen in, waarbij sommigen vaker beginnen met filosofie leren en anderen vaker met leren filosoferen. Dit kan echter per les verschillen en bovendien ook door elkaar heen lopen. Zo begint Yoram het liefst bij leren filosoferen. Net als Joan vindt hij dat leerlingen eerst zelf moeten denken over de vraag, voordat zij antwoorden van filosofen krijgen. De nadruk in de filosofieles moet wat Yoram betreft liggen op het samen denken. Kennis over de begrippen en perspectieven (filosofie leren) is volgens Yoram alleen in zoverre belangrijk als het helpt het inzicht te vergroten. Wibo’s positie is hiermee vergelijkbaar. Hij ziet het filosoferen als belangrijkste doel en criterium voor een geslaagde les: ‘Bij veel vakken word je beloond voor het herhalen of nadoen van wat is aangeleerd. Bij filosofie word je beloond voor zelfstandig nadenken, argumenten bedenken en je eigen standpunt bepalen.’ Wibo wisselt af of hij begint vanuit leren filosoferen of vanuit filosofie leren. ‘Top down, door als docent kennis aan te bieden, of beginnen vanuit een casus en leerlingen vanuit hun eigen ideeën te laten denken en hun standpunten te leren onderbouwen. Beide doe ik, meestal in een onderwijsleergesprek.’ Net als bij Joan neemt ook bij Yoram en Wibo het socratisch gesprek een belangrijke plek in binnen hun lespraktijk (meer hierover in de volgende paragraaf).
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw