160 Don vindt het socratisch gesprek toegepast als strikte procedure niet geschikt voor het onderwijs. ‘Ik zie het socratische gesprek in mijn klas vooral als oefeningetjes in het socratisch gesprek. Het is niet het socratisch gesprek zelf. En dat kan ik ook niet van ze verlangen. Als ik heel strikt de regels van dat gesprek ga opleggen ga ik ze te veel frustreren met formele eisen in plaats van dat ze op een natuurlijke manier ergens over laat nadenken met elkaar.’ Wel vindt Don het van belang dat leerlingen onder elkaar in gesprek gaan over de stof, aangezien dat volgens hem een andere dynamiek geeft dan dat de docent het gesprek leidt. In een van de geobserveerde lessen bij Don krijgen leerlingen bijvoorbeeld de opdracht om in een socratisch gesprek na te denken over de tegenstelling tussen het idealisme van Hegel en het materialisme van Marx. Hieruit blijkt een andere opvatting over het socratisch gesprek dan de gangbare. Doorgaans is het uitgangspunt van het socratisch gesprek dat er geen beroep mag worden gedaan op door anderen bedachte theorieën, maar alleen op de eigen ervaringskennis. Door de kennis die de leerlingen hebben gekregen via de uitleg van Don over Marx en Hegel zullen zij de begrippen idealisme en materialisme waarschijnlijk vanuit dit denkkader onderzoeken. Daar kunnen ze wel eigen ervaringen aan koppelen (leerlingen koppelden hieraan bijvoorbeeld dat je overal Coca Cola kunt krijgen), maar dat is een andere weg dan beginnen bij de eigen ervaring, zoals gebruikelijk in het socratisch gesprek. Dons belangrijkste bezwaar tegen het socratisch gesprek als basis van het filosofieonderwijs heeft precies hier mee te maken: hij is van mening dat leerlingen volgens hem de kritische denkhouding niet ‘blanco’ kunnen leren (dus: zonder kennis van filosofische theorieën of begrippen), omdat ze dan te veel geneigd zijn binnen hun comfortzone te blijven en daardoor te weinig hun grenzen verleggen. Joan ziet het socratisch gesprek juist wél als de basis van het filosofieonderwijs: ‘In zo’n gesprek denken mensen echt met elkaar. En niet in hun eentje, zoals als je een essay aan het schrijven bent. Als ze met elkaar samen denken hoop je dat ze een stapje verder komen.’ Het socratische gesprek neemt, naast het klassikale onderwijsleergesprek, een belangrijke plek in binnen haar lespraktijk: leerlingen oefenen er veel in en leren zelf socratische gesprekken te leiden. ‘Ik vind het heel leuk als leerlingen zeggen over filosofie dat ze eigenlijk nooit hadden verwacht dat de andere leerlingen in de klas zulke verschillende meningen zouden hebben. Je hoort ze bijna zeggen dat ze hebben leren luisteren naar elkaar, dat is toch wel schitterend.’ De docent moet volgens Joan die socratische houding zelf uitdragen en voorleven. Net als Joan vindt Yoram het socratisch gesprek de mooiste werkvorm voor filosofie, omdat leerlingen daarin leren naar elkaar te luisteren: ‘Voordat je zelf iets zegt in een socratisch gesprek moet je eerst duidelijk maken dat je hebt geluisterd
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw