171 laten reageren, of de leerlingen aanvullen, of bij de leerling zelf verder doorvragen. Omdat je op die manier namelijk ziet dat denken niet een automatische stroom van alfa naar omega is, maar dat het echt soms een worsteling is waar je allerlei zijwegen en doodlopende steegjes hebt. En de leerlingen die dat hebben leren doen, daarvan merk ik ook dat ze het steeds makkelijker vinden om iets te zeggen zonder dat ze het idee hebben dat het dus echt fout kan zijn.’ Het denken van leerlingen wordt in dit voorbeeld op twee manieren gestimuleerd: het doorvragen legt het denkproces bloot en leerlingen krijgen het vertrouwen dat ze hun gedachten veilig kunnen delen. Een ander soort voorbeeld komt uit de les van Tirza, waar een leerling hapert bij het geven van een presentatie en vloekend de klas uitloopt. Tirza besluit achter hem aan gaan en slaagt erin de jongen weer terug te halen en zijn presentatie alsnog af te maken. Dit is mooi voorbeeld van een discontinu moment waarop de docent met pedagogische tact weet te reageren. Dat is voor docenten van elke vak van belang, maar Tirza legt uit waarom dit moment specifiek voor de filosofieles belangrijk was: ‘Dat ik dit toen met deze jongen op deze manier deed en dat hem lukte om het af te maken en dat hij daarna blij was dat hij het gedaan had, dat soort momenten zijn cruciaal voor de rest van de klas. Als ik het niet goed doe, dan verliezen ze hun vertrouwen en krijg ik ze niet meer mee die gedachte-experimenten in. Als ze mij niet vertrouwen, gaan ze die beweging nooit meer maken.’ Wibo zegt dat improvisatie wat hem het belangrijkste is in de filosofieles: ‘Ik improviseer veel, bijna alles’. Ook Yoram benadrukt meerdere malen het belang van improvisatie. ‘Die gesprekken improviseer ik grotendeels op basis van ervaring. (…) Het is zo belangrijk om te kunnen inspelen op wat er op dat moment speelt.’ Als voorbeeld van een les waarin dat goed lukt noemt Yoram een les waarin een ernstig zieke leerling zat, die alleen af en toe online bij de les kon zijn. Ze had veel lessen gemist over wijsgerige antropologie. Yoram vroeg of de leerlingen haar konden bijpraten over de zaken die aan de orde waren geweest, zoals over de vraag ‘Ben je een lichaam, of heb je een lichaam?’, die in dit geval heel betekenisvol werd. Yoram: ‘Die les was goed omdat er iets onverwachts gebeurde. Iemand is ziek en dan wordt die theorie daaraan gekoppeld en dat vind ik heel belangrijk.’ Harm zegt dat hij zichzelf behoorlijk sturend vindt in de gesprekken met de klas: ‘Ik weet eigenlijk bijna altijd wel waar ik naar toe wil en ik pak alleen die dingen eruit die eraan bijdragen om op dat punt uit te komen. Maar ik heb wel altijd in mijn hoofd dat het in zoverre open moet blijven dat al een leerling met iets anders komt dat eigenlijk niet in mijn straatje past, maar wel filosofisch interessant is, dat ik daar dan ruimte voor laat.’ Harm geeft als voorbeeld een les over de vraag ‘Kun je denken zonder taal?’ waaraan een Amerikaanse leerling een interessante bijdrage geeft.
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw