Proefschrift

172 Het gaat over het woord ‘gezelligheid’, dat hij als Amerikaan inmiddels wel begrijpt en kan uitleggen, maar niet in zijn eigen taal kent. Harm: ‘Dat overkwam me, ik had er van tevoren niet aan gedacht, ook omdat hij er vaak niet bij is (…) Maar nu dacht ik: ha, ik geef hem het woord, dan heb ik meteen een verdieping, want ik weet: als hij het interessant vindt dan heb je ontzettend veel aan hem.’ Desiree geeft een soortgelijk voorbeeld in de les over de horrorparadox: ‘Wat ik heel leuk vond was dat M2 ineens zei van: ja, maar dat is volgens mij helemaal geen oplossing, het is gewoon weer een paradox in een paradox. Dat had ze heel goed gezien, en dat kon ze ook heel goed uitleggen. Dat was echt een nieuw inzicht, wat ik ook nog nooit zo bedacht had.’ Daardoor ging het gesprek vervolgens een heel andere richting op dan Desiree had bedacht, maar dit was wat haar betreft het hoogtepunt van de les: ‘Ze heeft een ontdekking gedaan, en ze heeft haar klas deelgenoot gemaakt van die ontdekking. Ja, als dat één keer per les lukt, dan ben je heel gelukkig.’ Don vertelt dat hij juist niet op alle opmerkingen van leerlingen ingaat: ‘Als een kritische leerling met-een al aan het begin van mijn verhaal vragen gaat stellen, dan kom ik niet verder met mijn verhaal. Wat ik dan zeg is: hou die vraag even vast, ik maak even mijn verhaal af. Dan dwing ik ze om even mee te gaan in mijn verhaal en als ik er dan later weer naar vraag dan zeggen ze: nee, ik heb nu een andere vraag. Dus je hebt ze dan al een beetje opgetild en verdergezet.’ Discontinuïteit door de docent geïnitieerd Sommige filosofische ideeën kunnen aanzetten tot existentiële twijfel en op die manier een (heftige) ervaring van discontinuïteit veroorzaken, bijvoorbeeld als leerlingen gaan twijfelen aan hun geloof, of aan de zin van het bestaan. Wibo noemt als voorbeeld een les over het absurdisme van Camus. ‘Dit keer kwam het hard aan. Die leerlingen hadden toch wel zoiets van: hij heeft echt gewoon gelijk, die Camus. Ik zei dat het helemaal niet erg is dat het leven geen zin heeft, en die leerlingen vroegen mij toen van: ‘Maar hoe gaat u daar dan mee om?’ Dan is het even geen schoolvak meer.’ Bert omschrijft een ervaring van discontinuïteit als: ‘Het gewone is even van de wereld af.’ Als voorbeeld noemt hij het twijfelexperiment van Descartes met het stukje waarin het gaat over dat je niet zeker kunt weten of je nu droomt of niet. Bert: ‘Alles wordt dan opeens kwestieus, vervreemd.’ Een andere manier waarop Bert over discontinuïteit spreekt is: ‘als er een beetje reuring nodig is.’ Voorbeeld is de les over Kant, waarbij hij aan het begin vond dat de leerlingen nogal passief waren en hij op een cabareteske wijze probeert de leerlingen het woord ‘Verlichting’ te ontlokken. Bert: ‘Dan maak je een sketch en bij verschillende mensen maak je dan wel wat los. En dat bleek ook, want in de rest van de les zat iedereen te denken en

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw