Proefschrift

175 Joan wil zich vooral graag laten verrassen door de leerlingen en zegt meerdere keren hoe belangrijk ze het vindt dat de lessen niet voorspelbaar zijn ‘dat is het leuke, net zoals bij een cabaretvoorstelling, dat het op het moment gebeurt’. Ze geeft geen voorbeelden van hoe zij zelf tot discontinuïteit aanzet: ‘Ik denk dat dat minder bij mij past. Het zou mooi zijn als je een compleet arsenaal in je had, om af en toe heel stellig vanuit een filosoof een soort redevoering te kunnen houden en dat leerlingen daar dan tegenin kunnen gaan, maar zo’n soort docent ben ik niet.’ Concluderend Op het gebied van continuïteit zijn er veel overeenkomsten tussen de docenten. Wat betreft het curriculum, houden zes van de acht docenten grofweg dezelfde volgorde van de behandeling van de domeinen aan, waarbij de onderwerpen die het dichtst bij de leefwereld van de leerlingen liggen het eerst aan bod komen. Zeven van de acht docenten maken gebruik van bestaande lesmethodes, maar allemaal vullen ze deze aan met eigengemaakt lesmateriaal. Slechts één docent is helemaal tevreden met de gebruikte lesmethode. Alle docenten kennen het curriculum goed en leggen dwarsverbanden tussen verschillende onderdelen van het curriculum en ook tussen andere vakken en actuele gebeurtenissen of ervaringen of opmerkingen van leerlingen. Het overzicht over het curriculum en de ervaring met de reacties hierop van de leerlingen worden beide genoemd als belangrijke voorwaarden om te kunnen inspelen op wat leerlingen zeggen en om hun reacties te kunnen relateren aan de lesstof. (Overeenkomstig de aanwijzing voor onderwijs in denken nr. 6: Onderwijs dat zich richt op de intellectuele houding van leerlingen vereist zowel kennis over de individuele leerlingen als kennis over het vak, zie paragraaf 1.5). Ook onder deze acht docenten is het onderwijsleergesprek de favoriete werkvorm, overeenkomstig met het landelijk onderzoek onder filosofiedocenten (Marsman, 2010). Op verschillende manieren komt het belang van een veilig leerklimaat terug, met name als voorwaarde om de leerlingen in de klas over hun eigen ideeën te laten spreken. Het hanteren van gespreksregels en het goed kennen van de leerlingen worden het meest genoemd als manieren om dit te bereiken. De docenten blijken inderdaad gebruik te maken van discontinue momenten om hun leerlingen aan het denken te zetten, zowel op de eerste manier, het inspelen op onverwachte momenten, als op de tweede manier, het zelf initiëren van een discontinu moment door de docent. Dat laatste, waarbij docenten leerlingen ‘uit de routinemodus halen’ gebeurt bijvoorbeeld door inbrengen van een controversieel standpunt door de docent (‘advocaat van de duivel spelen’) of door

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw