185 dingen: niet alleen wat ze zelf vinden, maar ook dat ze een positie kunnen innemen die niet hun eigen positie is.’ Yoram laat dit zien aan de hand van twee soorten debat. Bij het reguliere debat krijgen leerlingen een positie toebedeeld en moeten ze een stelling aanvallen of verdedigen. Voordeel daarvan is dat ze argumenten moeten bedenken voor een standpunt dat wellicht niet hun eigen standpunt is, zodat ze gedwongen zijn het van een andere kant te bekijken en te bedenken welke argumenten daarbij horen. Nadeel is dat het debat meestal in een wedstrijdvorm is, en dat door dit competitieve element leerlingen vooral bezig zijn met winnen of verliezen, en minder goed naar elkaar luisteren. Bij het standpuntendebat moeten de leerlingen juist wel hun eigen standpunt innemen (letterlijk: ze moeten op een plek in de klas innemen aan de rechterkant voor de stelling en aan de linkerkant tegen de stelling en uitleggen waarom ze daar staan). Daarvan noemt Yoram als voordeel: ‘Dan creëer je meer ruimte voor reflectie over: wat is dan mijn eigen mening en wat zijn dan de belangrijkste argumenten voor mij om een bepaald standpunt in te nemen.’ Als docent standpunt innemen Bij verschillende docenten komt aan de orde in hoeverre zij hun eigen standpunten kenbaar maken in gesprekken in de klas, en daarmee het gesprek, en wellicht ook het denken van hun leerlingen, beïnvloeden. De vraag is hier: moet je je als docent zo neutraal mogelijk opstellen in een discussie, zodat je leerlingen niet beïnvloedt, of moet je als docent juist laten zien hoe je op een weloverwogen manier een standpunt in kunt nemen? Joan vindt dat je als filosofiedocent geen standpunt in moet nemen. ‘Een beetje voor de lol kan wel, je kan net doen of je Plato bent, maar je moet geen zendeling of pastoor worden.’ Maar ze nuanceert dit door vervolgens te zeggen: ‘Tegelijkertijd vind ik dat relativisme soms een beetje doorgeschoten bij pubers en moet je ze daar juist een beetje van af helpen. Van: ja maar dat vind je niet zomaar, je vindt discriminatie toch echt iets slechts?’ Yoram zegt dat relativisme, net als dogmatisme, filosoferen onmogelijk maakt en dat de docent daartegen moet optreden. In sommige gevallen vindt hij het om die reden wel nodig om een standpunt in te nemen als docent: ‘Soms ben ik informatieverstrekker, soms een gesprekspartner, soms een socratische vroedvrouw, en soms ben ik ook een dominee, die moraliseert en zegt: dit is verkeerd. Wel een dominee waar ruimte is om tegenin te gaan. Maar er zijn bepaalde grenzen. Er zijn regels van hoe we met elkaar omgaan in de klas. Dat je niet zegt: wat een bullshit als iemand wat gezegd heeft. En sommige manieren van denken vind ik
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw