Proefschrift

188 kinderen en de inhoud van die stof gebeurt. Maar je probeert ook zelf echt mee te denken met het gesprek, en dat maakt het leuk. Als je dat doet, dan doe je voor wat je wilt dat die kinderen doen.’ Desiree is om deze reden tevreden over de les over de horrorparadox, waarin een leerling met een nieuw inzicht kwam dat zij zelf nooit eerder had bedacht, en waar ze dus ter plekke ook over na moest denken. Het tegelijkertijd luisteren naar wat leerlingen zeggen en het leiden van het gesprek vraagt veel van docenten, en gaat zelfs bij ervaren docenten niet altijd vlekkeloos. Bij het terugkijken van fragmenten gebeurde het verschillende keren dat docenten erachter kwamen dat ze een leerlingenantwoord niet goed gehoord of begrepen hadden, of dat ze het achteraf bezien te veel hoorden wat ze zelf in hun hoofd hadden. Bijvoorbeeld bij Wibo in het lesfragment over de casus rond vaderschap: ‘Hij zegt dat niet, maar ik haal het eruit. (…) Ik stond op de preekstoel, ik was duidelijk aan het duwen. Ik wilde die kant van de discussie op. Ik kom er nu achter dat hij iets anders zei, en dat ik zeg wat ik wilde horen. Ik had van hem verwacht dat hij de andere kant op zou gaan, dat is typisch iets voor hem.’ Datzelfde gebeurt in de les van Harm over lichaam-geest, waarin hij stuurt naar het onderscheid tussen religie en wetenschap: ‘Ik hoor mezelf zeggen: ik hoor jou dat onderscheid maken. Maar dat doet zij helemaal niet, dat doe ik. Dus ik moet eigenlijk zeggen: ik wil hier het onderscheid tussen het religieuze en het wetenschappelijke benadrukken. Ik leg haar nu iets in de mond, dus dat moet ik niet doen.’ Het niet-ingebrachte argument alsnog inbrengen Het inbrengen van argumenten waar leerlingen zelf nog niet op gekomen waren, of ingaan tegen de heersende mening kan ook een manier van de docent zijn om het denken van leerlingen te stimuleren. Dit zagen we al eerder in de paragraaf over continuïteit en discontinuïteit. Don: ‘Als ze in discussies met platitudes komen of dooddoeners, dan speel ik soms advocaat van de duivel. Dan ga ik een totaal tegenoverstelde mening verkondigen van wat zij kennen of weten of verwachten.’ Wibo: ‘Als ze niet helemaal wakker zijn, dan moet je soms even schoppen, of subtiel de advocaat van de duivel te spelen. Het niet gegeven argument inbrengen.’ Voorbeeld hiervan is in het lesfragment over amor fati: ‘Ik wil meer horen, een gaatje vinden in de verdediging. Ze geven nu keurig aan dat ze er wel iets in zien, maar ik wil dat ze opnieuw gaan nadenken. Zijn ze het er wel echt mee eens? Leven ze ook zo? (...) Ik had zo’n vermoeden dat ze met zo’n toets echt niet zo ‘amor fati’ zijn. Dus het is een beetje stoken, ik ga naar een concreet voorbeeld, wat heel plat is dat hun leven raakt. (...) Er is altijd ergens kritiek op en ik wil die kritiek op tafel krijgen.

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw