189 Wibo noemt dit het ‘inbrengen van het niet-ingebrachte argument’. Leerlingen onderling (zonder docent) gedachten laten delen Zowel Harm als Don zeggen dat leerlingen onderling in groepjes anders met elkaar praten dan dat ze dat doen in een klassikaal gesprek met de docent. Bijvoorbeeld omdat leerlingen het eng vinden om voor de hele klas het woord te nemen, of omdat ze onderling gemakkelijker praten dan met de docent erbij. Harm zegt hierover: ‘Er zijn ook leerlingen die wel een idee hebben, maar nog niet een soort van afgerond idee wat ze willen delen en dan gebeurt er niets met dat onafgeronde idee. Terwijl het juist, als ze in klein comité zitten, dan kunnen ze daar wel iets mee.’ Leerlingen de kans geven om onderling hun gedachten te laten delen is daarmee dus een strategie om de ruimte om te denken te bevorderen. Don zegt hierover: ‘Ik vind het wel goed dat ze ook met elkaar in gesprek zijn, en niet alleen naar mij luisteren, want ik denk dat ze daarin nog op een andere manier dat zelf denken oefenen.’ Hij voegt er een ander aspect aan toe: ‘Ik denk dat ze dan ook meer sociaal aan het oefenen zijn: hoe reageren mijn leeftijdsgenoten als ik het oneens met ze ben. Dus het is ook een sociaal proces. En dat is waarom ik denk dat het belangrijk is dat de docent erbij aanwezig is en rondloopt en af en toe even bij een gesprekje aanhaakt, om even nog wat prikkelende vragen te stellen en om te zorgen dat de sociale sfeer goed blijft (…) Leerlingen van die leeftijd zijn heel erg statusgevoelig, heel erg aan het kijken: welke positie heb ik nu en als ik dat zeg, wat verandert er dan in de groep waar ik sta. Hoe wordt er nu naar mij gekeken, wordt er om mij gelachen, of wordt er niet om mij gelachen.’ Concluderend In de geobserveerde lessen zijn verschillende manieren te zien waarop docenten hun leerlingen in het gesprek aan het denken zetten. Hierbij zijn voornamelijk voorbeelden geobserveerd van het klassikale gesprek, met uitzondering van het laatste punt. Geobserveerde strategieën zijn: door vragen te stellen (en leerlingen vragen laten formuleren), door leerlingen ‘mede-eigenaar te maken van de dialoog’ (bijvoorbeeld door in te gaan op het voorbeeld dat zij bedenken, in plaats van als docent met een voorbeeld te komen), door leerlingen een positie of standpunt in te laten nemen, en te vragen dit te onderbouwen met argumenten, of door een argument te geven wat de leerlingen nog niet hebben genoemd.
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw