190 Een lastig punt is of je als docent zelf ook een standpunt in moet nemen. Als nadeel wordt genoemd dat dat het standpunt van de docent de leerlingen kan beïnvloeden, en daardoor belemmerend zou kunnen werken voor het zelf denken van de leerlingen. Maar de meeste docenten zijn het erover eens dat als de docent de leerlingen aanmoedigt met tegenargumenten te komen, dit juist ook een manier kan zijn om de kritische houding voor te leven. Dit komt overeen met de aanwijzingen voor het denken nr.8: De docent dient de kritische houding voor te leven door zelf goed te redeneren en open te staan voor andere perspectieven (paragraaf 1.5). Verder is twee keer geobserveerd en in vier interviews naar voren gekomen dat als docenten persoonlijke ervaringen deelden, leerlingen daarop reageren door zelf ook iets persoonlijks te delen. Het geven van genoeg tijd wordt door verschillende docenten als een belangrijke voorwaarde genoemd om leerlingen in de klas te laten denken. Bijvoorbeeld door te blijven doorvragen als het antwoord er niet in één keer uitkomt. Maar ook hier is de balans cruciaal, want er werd ook een paar keer gezegd dat als dit de lang duurt de rest van de klas kan afhaken. De rode draad is steeds de wederzijdsheid tussen docent en leerling om open te staan voor elkaars ideeën en de pedagogische tact van de docent om elke keer weer in te schatten wat een goede reactie op de leerlingen is. De momenten waarop dat niet helemaal goed gaat tonen hoe moeilijk dit is, zelfs voor ervaren docenten. Dat gebeurde bijvoorbeeld als een docent een bepaalde kant op wil met een gesprek en een opmerking van een leerling daardoor soms te snel interpreteert (of parafraseert) richting dat gesprekdoel, en daardoor niet goed luistert naar wat de leerling precies zegt. Als laatste werd in verschillende lessen bij verschillende docenten geobserveerd dat docenten afwisselden tussen het klassikale gesprek en het gesprek met leerlingen onderling in tweetallen of groepjes. Door twee docenten werd expliciet gezegd dat het goed is om leerlingen ook onderling met elkaar in gesprek te laten gaan zonder de docent. Dat biedt alle leerlingen de kans om hun ideeën te delen, en niet alleen de leerlingen die dat voor de hele klas durven te doen, of die snel het woord nemen. Dat komt overeen met de opvatting van Mercer over het afwisselen van symmetrical en asymmetrical talk en met het idee van het stimuleren van exploratory talk van Barnes (paragraaf 1.7).
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw