194 Bevindingen De onderzoeksvragen bij het eerste spanningsveld, filosofie leren - leren filosoferen, gaan over de opvattingen van filosofiedocenten: 1a) Wat is de opvatting over filosofie leren versus leren filosoferen? 1b) Wat is de opvatting over het socratisch gesprek? 1c) Wat is de opvatting over het lezen van primaire filosofische teksten? Wat betreft het eerste spanningsveld zitten de verschillen in opvatting in de nadruk die op filosofie leren of leren filosoferen worden gelegd, en aan welke kant wordt begonnen. Sommige docenten leggen de meeste nadruk op het samen denken in de klas, en beginnen aan de kant van leren filosoferen. Uitgangspunt van die positie is dat iedereen meteen mee kan doen met het denken over filosofische vragen en dat leerlingen eerst zelf moeten nadenken over filosofische vragen voordat ze de antwoorden op die vragen van filosofen krijgen. Deze docenten hechten veel waarde aan het socratisch gesprek en gebruiken dit vaker in hun lespraktijk dan docenten die beginnen aan de andere kant, filosofie leren. Docenten die aan de kant van het filosofie leren beginnen en daar meer de nadruk op leggen, geven als belangrijkste argument dat leerlingen eerst begrippen en theorie nodig hebben als gereedschap om daar vervolgens zelf over na te kunnen denken. Kennis van filosofische begrippen wordt door hen dus juist gezien als een voorwaarde om zelf te kunnen denken. De opvattingen over het lezen van primaire teksten in het filosofieonderwijs zijn niet gerelateerd aan de opvattingen over filosofie leren - leren filosoferen. Docenten geven zowel argumenten om primaire teksten vanuit de kant van filosofie leren (uit eerste hand kennis maken met filosofische ideeën) als vanuit de kant leren filosoferen (een filosofische tekst kun je alleen begrijpen door erover na te denken, alleen of gezamenlijk). De keuze voor het tweede spanningsveld, tussen de polen continuïteit en discontinuïteit kwam voort uit de ideeën over denken van Arendt en Dewey, en de onderwijspedagogische opvattingen van English. Hier staat het spanningsveld centraal tussen enerzijds het grillige karakter van het denken, dat niet resultaatgericht is en deconstructief kan zijn, twijfel kan oproepen, onvoorspelbaar is en levendigheid nodig heeft en anderzijds het letterlijk ‘schoolse’, dat een curriculum, organisatie, orde, planning en structuur veronderstelt.
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw