195 De bijbehorende onderzoeksvragen zijn: 2a) Op welke manieren zorgen de docenten voor continuïteit in hun lessen? 2b) Op welke manieren maken docenten gebruik van discontinuïteit in hun lessen? Op het gebied van continuïteit zijn er veel overeenkomsten tussen de docenten, zowel op pedagogisch als organisatorisch vlak. Het overzicht over het curriculum en de ervaring met de reacties hierop van de leerlingen worden beide genoemd als belangrijke voorwaarden om te kunnen inspelen op wat leerlingen zeggen en om hun reacties te kunnen relateren aan de lesstof. Dat komt overeen met de aanwijzing voor onderwijs in denken nr. 6: Onderwijs dat zich richt op de intellectuele houding van leerlingen vereist zowel kennis over de individuele leerlingen als kennis over het vak. Dat is ontleend aan de ideeën van Dewey en aan Alexanders opvatting over de conceptual map of lesson’s subject matter. Vier van de acht docenten zeggen dat improvisatie een belangrijk element van de filosofieles is en dat dichtgetimmerde lesvoorbereidingen daarom niet passen bij filosofieonderwijs, omdat er ruimte moet zijn voor waar leerlingen zelf mee komen in de les, en om de mogelijkheid te hebben om in te spelen op wat er zich op dat moment aandient. Dat sluit aan bij de ideeën van English, die stelt dat lesgeven geen serie van geplande stapjes is, maar een ‘improvisational practice’ (zie paragraaf 1.6). In de geobserveerde lessen waren verschillende voorbeelden te zien waarin docenten een moment van verwarring aangrepen om te laten zien hoe het denken werkt: zelden in een rechte lijn, meestal via kronkelige zijweggetjes, zoals ook Dewey en Arendt betogen. Dit expliciet maken van het denkproces wordt door verschillende docenten genoemd als een groot voordeel van het gezamenlijk filosoferen onder leiding van de docent. Wat betreft discontinuïteit blijkt dat docenten inderdaad gebruik maken van discontinue momenten om hun leerlingen aan het denken te zetten, zowel op de eerste manier, het inspelen op onverwachte momenten, als op de tweede manier, het zelf initiëren van discontinue momenten door de docent. Dat laatste, waarbij docenten leerlingen ‘uit de routinemodus halen’ gebeurt bijvoorbeeld door het inbrengen van een controversieel standpunt door de docent of door een onverwachte ingreep die reactie opwekt. Dat is overeenkomstig de aanwijzing voor onderwijs in denken nr. 1: Denken kun je niet afdwingen. Wel kun je leerlingen uitnodigen tot denken. Om in de ‘denkmodus’ te komen is iets nodig dat de ‘routinemodus’ doorbreekt. Vier van de acht docenten noemen expliciet het belang van ‘reuring’ in de les, overeenkomstig de aanwijzing voor onderwijs in denken nr. 5: Voor denken is zowel levendigheid nodig als concentratie. Humor wordt het vaakst
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw