199 De derde beperkende factor is de selectie van de lesobservaties. Gekozen is om vijf lessen per docent te observeren, verspreid over meerde weken. De uitgebreide nagesprekken van deze vijf lessen, gecombineerd met startinterview en eindgesprek, leverden veel informatie op over de praktijkkennis van de docenten, waardoor een betrouwbaar beeld verkregen werd van de lespraktijken. De geobserveerde lessen vonden plaats in bovenbouwklassen (4 en 5 vwo en 4 havo). Die context is bepalend voor de balanceeract van de docent tussen de polen van de spanningsvelden. In onderbouwklassen zal deze balanceeract vermoedelijk anders uitpakken, omdat de nadruk daar doorgaans meer ligt op leren filosoferen dan op filosofie leren. De vierde beperkende factor is de selectie van de lesfragmenten. Er is voornamelijk geselecteerd op klassikale gesprekken. Zowel vanuit de literatuur als vanuit de interviews met docenten en leerlingen bleek dat de dialoog cruciaal is om ruimte te bieden aan het denken van leerlingen. Dat wil niet zeggen dat hiervoor niet ook andere zaken van belang zijn, zoals het lezen en schrijven over filosofie. Dat viel buiten het bereik van dit onderzoek, maar is wel relevant en interessant om verder te onderzoeken. De vijfde beperkende factor is de selectie van literatuur. Ook hier is geselecteerd op de hoofdvraag naar ‘ruimte om te denken’, waarbij in eerste instantie gezocht is naar vakdidactische literatuur, daarna naar meer algemene onderwijskundige en pedagogische literatuur en voor het onderzoek naar het begrip ‘denken’ naar filosofische literatuur. Gekozen is voor Dewey als grondlegger van het onderwijsdoel om leerlingen kritisch te leren denken, waarbij de nadruk ligt op een onderzoekende houding en het logisch redeneren. Voor Arendt is gekozen op grond van haar historisch-filosofische analyse van het denken, waar bij de nadruk ligt op het denken als dialoog. Aanbevelingen voor de praktijk De belangrijkste opbrengst van dit onderzoek is het kader van de drie spanningsvelden als instrument om de balanceeract van filosofiedocenten inzichtelijk te maken. De eerste aanbeveling heeft betrekking op die balanceeract. Die impliceert niet dat een goede filosofieles altijd precies het midden moet houden tussen de ene en de andere pool, of dat een goede filosofiedocent precies in het midden moet zitten qua opvatting hierover. Als het doel van de les is om een filosofisch idee of begrip te introduceren, ligt de focus meer op filosofie leren, wat bijvoorbeeld het geval is als dat het eindexamenthema betreft waarbij veel en complexe filosofische
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw