Proefschrift

21 De elenchus, oftewel de ‘beschaming’, is in de dialogen een noodzakelijk onderdeel: een nieuw inzicht kon volgens Plato alleen ontstaan als iemand toegaf niet te weten wat hij eerst wel dacht te weten, overeenkomstig Socrates’ adagium ‘Ik weet dat ik niets weet’. Vaak eindigen de dialogen in een aporie: een verwarring, het toegeven van het niet-weten. Het socratisch gesprek is volgens Nelson de praxis van de filosofie; het gezamenlijke onderzoek via concrete voorbeelden naar abstracte begrippen, dat Nelson regressieve abstractie noemt. Als de vraag bijvoorbeeld is ‘Wat is vriendschap?’ is de eerste stap het zoeken naar een concreet voorbeeld, een ervaring van vriendschap van een van de deelnemers. Vervolgens zoeken de deelnemers naar abstracte eigenschappen van vriendschap (eerlijkheid of wederkerigheid bijvoorbeeld) en onderzoeken zij vooronderstellingen bij het begrip (bijvoorbeeld dat een romantische relatie of een familieband iets anders is dan een vriendschap). De ideeën van Nelson zijn door leerling Gustav Heckman uitgewerkt in een methode, aanvankelijk met het doel om jongeren na de Tweede Wereldoorlog in het kader van vredeswerk kritisch na te leren denken. In de jaren negentig van de vorige eeuw heeft Jos Kessels deze methode in Nederland geïntroduceerd en verder uitgewerkt, onder andere voor het filosofieonderwijs. Een van de kenmerken van deze methode is de verantwoordelijkheid van alle deelnemers voor het constructieve verloop van het gesprek door de mogelijkheid om via het ‘metagesprek’ het gesprek samen te sturen of te bevragen. Goed naar elkaar luisteren en voortbouwen op elkaars denken staat centraal. De socratische dialogen zoals Plato die schreef zijn daarmee van een heel andere aard dan de socratische gesprekken volgens deze methode. Waar Socrates het zijn gesprekspartners opzettelijk moeilijk maakt om ze te laten inzien dat ze niet weten wat ze dachten te weten, is het socratisch gesprek via deze methode een poging om gezamenlijk en op een gelijkwaardige manier een filosofische vraag te onderzoeken. De pedagogische paradox De kern van Nelsons betoog is dat filosofie alleen op een kritische manier gegeven kan worden. Deze kritische methode zet Nelson tegenover wat hij dogmatische methoden in de filosofie noemt: die miskennen volgens hem de waarde van het onderzoek omdat ze grondbeginselen opstellen zonder deze te rechtvaardigen en zonder een methode te geven waarmee ze gecontroleerd kunnen worden. Dogmatisch noemt Nelson elke methode die ervan uitgaat dat je anderen iets moet leren wat ze zelf nog niet weten. Volgens Nelson is het leren van filosofische

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw