Proefschrift

24 alleen gaan, en bovendien vraagt niemand hem om te gaan, behalve dan om de les van de meester te illustreren. Met hem ondervraagt Socrates een slaaf die bestemd is om slaaf te blijven (Rancière, 2007, p. 65). Rancières onderwijsideaal is emancipatie. Net als Nelson keert Rancière zich daarom tegen een onderwijspraktijk waarin de (wetende) meester de (onwetende) leerlingen kennis probeert bij te brengen door middel van uitleg. Volgens Rancière leidt dit tot ‘afstomping’: de leerlingen gaan geloven dat ze alleen via de meester iets kunnen begrijpen, in plaats van dat ze zelf aan het denken worden gezet. De voorbeelddocent die Rancière in ‘De onwetende meester’ (2007) opvoert is de Fransman Joseph Jacotot, die in 1818 literatuur gaat geven in Leuven en door toevallige omstandigheden (hij spreekt geen Nederlands, zijn studenten geen Frans) de leerlingen iets leert zonder ze les te geven. Hij laat de leerlingen een tweetalige editie van een boek zelfstandig doorworstelen, een noodoplossing die tot zijn verbazing goed uitpakt. Het enige wat de docent doet is vragen: ‘Wat heb je gelezen? Wat denk je ervan?’. Deze methode, die Rancière de ‘verificatie van aandacht’ noemt, gaat uit van de gelijkheid van intelligenties. De meester leert zijn leerlingen hier iets doordat hij hen de wil oplegt om zich met volle aandacht ergens op te richten. Het leerproces draait vervolgens om het boek, niet om de leraar die het boek uitlegt. De leerlingen hebben de docent niet nodig om het boek te begrijpen, wel om hen het boek aan te reiken en hen tot aandacht te manen. Rancières beschrijving: “het uiten van een intelligentie die zichzelf niet kende, of zichzelf veronachtzaamde” lijkt op: het naar boven halen wat al in de leerling aanwezig was. En zoals al eerder opgemerkt: net als Socrates beweert de meester zelf onwetend te zijn, en doet hij niets anders dan vragen te stellen. Toch is er in het voorbeeld van Jacotot een belangrijk verschil: het boek. Daarmee wordt de leerlingen iets nieuws in handen gegeven, iets dat van buiten komt, in de woorden van Levinas. Het eerste spanningsveld: filosofie leren - leren filosoferen Bij Nelson zagen we een extreme positie: het zelf filosoferen, van binnenuit, via de methode van het socratische gesprek, als de enige juiste manier van filosofieonderwijs. Die opvatting is niet houdbaar voor de filosofiedocent in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs in Nederland. Die is immers gehouden aan een curriculum vol verplichte kennisdomeinen en eindtermen, en moet dus zorgen

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw