Proefschrift

31 reflectively exploring our interaction with whatever new and unfamiliar things threw us off course (English, 2013, p. 68). Dit idee, dat een ‘discontinue ervaring’ een startpunt kan zijn voor het leren, wordt verder uitgewerkt in de paragraaf 1.6. In het alledaagse taalgebruik wordt ‘denken’ volgens Dewey voor van alles gebruikt: alles dat door ons hoofd schiet kunnen we een gedachte noemen. Wat we op dat moment zien, waar we over fantaseren, wat we ons herinneren, wat we van plan zijn te gaan doen. Maar het denken waar het Dewey specifiek om gaat, noemt hij reflective thought. Dat definieert hij als: “active, persistent and careful consideration of any belief or supposed form of knowledge in the light of the grounds that support it, and the further conclusions to which it tends” (Dewey, 1910, p. 7). Op deze manier denken betekent volgens Dewey dat iets niet zomaar aangenomen wordt, maar dat het wordt afgeleid door iets anders, dat de gedachte ondersteunt, dat als bewijs kan dienen. Denken begint volgens Dewey in een “forked-road situation, which is ambiguous, which presents a dilemma, which proposes alternatives” (ib., p. 9). Er moet een probleem zijn dat overwonnen moet worden, we moeten een pauze nemen die ons dwingt stil te staan en te denken. De vraag naar de oplossing uit deze situatie houdt ons aan het denken. Als we meteen de eerste de beste oplossing aannemen is er geen sprake van reflectief denken. Dit soort denken kost daarom altijd moeite: we moeten de neiging overwinnen om meteen iets aan te nemen om ervan af te zijn en de staat van twijfel en mentale onrust verdragen om systematisch te gaan onderzoeken wat er aan de hand is. Als oorzaken van niet goed nadenken noemt Dewey de idols (denkfouten) die de filosoof Francis Bacon onderscheidde, zoals het vasthouden aan vooroordelen, dogmatische principes en sterke gevoelens, de afhankelijkheid van de autoriteit van anderen en het te haastig trekken van conclusies (ib., p. 14). Het afleren van deze veelvoorkomende denkfouten is nodig om een onderzoekende houding te ontwikkelen volgens Dewey. Dat is een belangrijke, maar complexe taak van het onderwijs, aangezien die denkfouten en bijbehorende overtuigingen vaak diepgeworteld zijn. Deze uitgangspunten leveren de vierde aanwijzing voor onderwijs in denken op: Onderwijs in denken moet gericht zijn op het aanleren van een onderzoekende houding en het afleren van denkfouten. Dewey noemt een aantal voorwaarden om goed te kunnen denken, zoals

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw