38 Deze aanwijzingen vormen een opstap naar het tweede en derde spanningsveld over het belang van discontinuïteit voor het denken (paragraaf 1.6) en het belang van de dialoog voor het denken (paragraaf 1.7). 1.6 Continuïteit - discontinuïteit Bij Arendt zagen we het denken beschreven als een onderbreking van alle praktische activiteit (‘stop-en-denk’). Als we nadenken, zijn we “even van de wereld af” volgens Arendt. Zij wijst ons erop dat we het grootste deel van de tijd niet nadenken, althans: niet op de manier die zij als filosofisch denken beschouwt (niet ‘kritisch’ dus, of niet ‘reflectief’ in Deweys definitie). Om uit die ‘routinemodus’ te komen, en in de ‘denkmodus’, moet er iets gebeuren dat die routine doorbreekt (de eerste aanwijzing voor het denken). Arendt refereert onder andere aan Hegel, volgens wie het denken ontstaat uit verscheurdheid en verdeeldheid (Arendt, 2012, p. 199). Arendt noemt het ‘the break with oneself’, waardoor je jezelf gaat bevragen. Bij Dewey is het denken ook een ervaring die gepaard gaat met een breuk: het begint pas als er een soort hapering optreedt, als er een probleem wordt ervaren, of iets verrassends gebeurt. Het vereist veel van een mens: uithoudingsvermogen om het vervelende gevoel van twijfel en onzekerheid niet te negeren en geduld om niet te snel en overhaast tot een conclusie of oplossing te komen. De eerdergenoemde Schotse onderwijsfilosoof Andrea English verbindt in haar onderzoek Discontinuity in Learning (2013) het denken van Dewey met dat van de Duitse filosoof en pedagoog Johann Friedrich Herbart. Ook volgens Herbart gaat moral learning niet volgens stapjes die elkaar logisch opvolgen, maar door discontinue ervaringen waarbij het zelf zich bevraagt. Herbart onderscheidt Vielseitigkeit van Einseitigkeit: de ‘eenzijdige’ persoon kan alleen omgaan met het bekende, zit vast in denkgewoontes en routines en ziet het onbekende niet. De ‘veelzijdige’ persoon kan door het nieuwe aangezet worden tot denken. Iets nieuws kan vanuit het veelzijdige perspectief gezien worden als een “object of learning that opens up the possibility for change and new choices” (English, 2013, p. 20). Het is de taak van de docent om in de leerling die veelzijdige blik te laten ontwikkelen en daarmee de denkhorizon te verbreden. Dat is volgens Herbart een voorwaarde voor moreel handelen: de mogelijkheid om andere perspectieven te zien. Alleen door geconfronteerd te worden met vragen waar zij niet meteen het antwoord op hebben, kunnen leerlingen erachter komen waar hun grenzen liggen. De breuk met het eerdere denken is een educatieve opening. Het legt tegelijkertijd
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw