47 Een paar opmerkingen over bovenstaand citaat. Ten eerste: met scaffolded dialogue wordt hier bedoeld dat de docent het gesprek en denken van de leerlingen verder probeert te brengen, bijvoorbeeld door de juiste vragen te stellen. Ten tweede, de kennis van het curriculum, door Alexander omschreven als conceptual map of lesson’s subject matter, is ook voor filosofiedocenten een belangrijke voorwaarde om vragen en ideeën van leerlingen die in een dialoog ontstaan te kunnen koppelen aan filosofische begrippen en theorieën. Ten derde: bij filosofie gaat het nu juist om die “awkward questions about evidence, truth and their opinion”. Net als Freire merkt Alexander op dat dialogisch lesgeven een andere opvatting van kennis vooronderstelt dan monologisch lesgeven, namelijk een opvatting waarin kennis niet beschouwd wordt als vaststaand gegeven: “Transmissive pedagogies are based on a view of knowledge as given, propositional and fixed. Dialogic teaching presupposes a view of knowledge which is more open and processual than this” (ib., p. 32). Dat is een cruciaal punt, aangezien het raakt aan de aard van filosofie, waarbij altijd meerdere perspectieven ter discussie staan. Je zou daarom kunnen stellen dat als je uitgaat van Alexanders definitie van dialogic teaching het lesgeven in filosofie niet anders dan dialogisch kan zijn. Hier draait het om in het onderscheid in de volgende paragraaf. Authoritative - dialogic discourse Een onderscheid dat gemaakt wordt in de literatuur over dialogic teaching is dat tussen authoritative en dialogic discourse (Mortimer en Scott, 2003, p. 35). Authoritative discourse wordt in deze opvatting gekenmerkt door de focus op “students’ full attention on just one meaning”, terwijl dialogic discourse wordt gedefinieerd als een gesprek dat “is open to different points of view”. In een onderzoek naar gesprekken tussen docent en leerlingen in science lessen, wordt geconcludeerd dat het heen-en-weer gaan tussen beide soort van discourse betekenisvolle interacties oplevert in de klas: “… we see a tension between authoritative and dialogic approaches as being an inevitable characteristic of meaning making interactions in science classrooms” (Scott et al., 2006, p. 606). De vraag is in hoeverre dit onderscheid ook toepasbaar is voor het analyseren van gesprekken in filosofielessen. Over het onderscheid van Mortimer en Scott wordt namelijk geschreven dat “it offers insight into what dialogic teaching might look like in a disciplinary domain in which there is an accepted body of knowledge and students need to move between their everyday views of phenomena and the
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw