Proefschrift

50 bijvoorbeeld het onderscheid dat Douglas Barnes maakt tussen presentational talk en exploratory talk: Exploratory talk is hesitant and incomplete because it enables the speaker to try out ideas, to hear how they sound, to see what others make of them, to arrange information and ideas into different patterns. The difference between the two functions of talk is that in presentational talk the speaker’s attention is primarily focused on adjusting language, content and manner to the needs of an audience, and in exploratory talk the speaker is more concerned with sorting out his or her own thoughts (Barnes, 2008, p. 5). Het gezamenlijk denken staat centraal in exploratory talk, dat daarmee bij uitstek geschikt is voor het filosofieonderwijs. Barnes gaat uit van een constructivistische visie waarin leren een actief proces is, gericht op betekenisgeving. Aangezien het behoorlijk confronterend en uitdagend kan zijn om je eigen denken te bevragen, is het belangrijk dat er in de klas een sfeer is waarin leerlingen hun ideeën durven delen, ook als deze nog niet helemaal af zijn, of nog niet helemaal goed geformuleerd. Dan kunnen zij samen zoeken, en juist dat is kenmerkend voor exploratory talk: When students feel comfortable with one another they can begin to explore new boundaries of their learning and to challenge one another’s thinking. They can feel safe sharing ‘half-baked’ ideas, revising their own thinking, and questioning the ideas of others (Pierce et al, 2008, p. 51). Een ander vergelijkbaar onderscheid is tussen symmetrical en asymmetrical talk: Teacher-pupil talk is usually ‘asymmetrical’, by which we mean one of the participants (usually the teacher) leads the interaction and has the privilege, and responsibility, of being in control. More ‘symmetrical’ talk, in which partners have a more equal status and potential for control, is likely when groups of pupils work together (Mercer et al, 2008, p. 56).

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw