Proefschrift

51 Volgens Mercer moeten beide soorten van gesprek in de klas voorkomen: zowel zonder leiding van een docent, als met leiding van een docent. Dialogic teaching vergt in alle gevallen zowel van de docent als van de leerlingen een actieve houding: beiden moeten alert zijn op elkaars intenties en interpretaties. English legt uit dat dit niet betekent dat de rolverdeling in dialogic teaching tussen docent en leerling simpelweg omgedraaid is ten opzichte van monologic teaching. Het is dus niet zo dat de docent die monologisch lesgeeft actief en autoritair is, en dat de docent die dialogisch lesgeeft passief en permissive is. English haalt Freire aan om uit te leggen dat de docent die dialogisch lesgeeft de leerlingen de ruimte geeft om hun gedachten te uiten, maar ze daarmee tegelijkertijd de verantwoordelijk geeft om met die ruimte om te gaan: “provide learners space to have a voice” maar tegelijkertijd: “recognize that their voice is not “limitless”, having a voice requires taking responsibility for what you have to say, being truthful, and not hindering others from having a voice” (Freire, geciteerd in English, 2016, p. 163). Dit zorgt voor een ander classroomscript, in English’ terminologie, dan het ‘monologische script’. In het ‘dialogische script’ zijn leerlingen en leraren zowel sprekers als luisteraars. Dat betekent ook dat in dit script leerlingen op elkaar kunnen reageren, en niet alles via de leraar hoeft te gaan, zoals in het onderwijsleergesprek vaak het geval is. Het derde spanningsveld: authoritative - dialogic discourse Het derde spanningsveld wordt gevormd door de polen authoritative en dialogic discourse. Als we dit vergelijken met het eerste spanningsveld tussen filosofie leren en leren filosoferen, is hier een duidelijke parallel. Authoritative discourse is geschikt voor het filosofie leren, dialogic discourse voor het leren filosoferen. Toch is het niet hetzelfde: het onderscheid tussen filosofie leren en leren filosoferen is een vakinhoudelijk onderscheid, terwijl het onderscheid tussen authoritative en dialogic een onderscheid is in de vorm van het gesprek. Ook met het tweede spanningsveld, continuïteit-discontinuïteit zijn er raakvlakken. Van authoritative discourse is immers sprake als de docent uitlegt, of het gesprek relateert aan een bestaande theorie, wat deel is van de continue leerlijn: het overbrengen van bepaalde kennis binnen een bepaald curriculum, volgens bepaalde logische volgordes. In dialogic discourse is ruimte voor discontinuïteit, aangezien het nooit helemaal voorspelbaar hoe een gesprek zal verlopen en er binnen een dialoog, wil het een echte dialoog zijn en geen retorische truc, altijd ruimte moet zijn voor verbazing, twijfel, nieuwe gedachten of een ander perspectief.

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw