Proefschrift

66 observeren van vijf lesuren per docent (verspreid over meerdere weken), kreeg ik een goed beeld de lespraktijk van de docent. Het inzicht in de praktijkkennis van docenten, het doel van het onderzoek, kwam vooral voort uit de stimulated recall interviews over de geobserveerde lessen. Deze interviews, gecombineerd met het startinterview en het eindgesprek, leverden voldoende materiaal op om een adequaat portret te maken van de expliciete opvattingen en de impliciete praktijkkennis van de docenten. Na het doorlopen van het gehele traject met alle acht docenten had ik voldoende materiaal om markante verschillen tussen de lespraktijken van goede filosofiedocenten in kaart te brengen. Ik heb het onderzoeksmateriaal per docent in twee rondes een hen voorgelegd met de vraag of deze selectie in hun ogen recht deed aan hun lespraktijk. Dat hebben alle acht docenten bevestigd (zie meer over de verantwoording van deze werkwijze in paragraaf 2.6). Toelichting bij de verschillende onderdelen van het traject per docent De verzameling van het onderzoeksmateriaal van de eerste twee onderdelen van het bovenstaande traject vond plaats tussen januari 2016 en maart 2018 (zie bijlage 4). Ik begon elk traject met een startinterview met de docent van ongeveer anderhalf uur. Dat gesprek ging over de opvattingen over het filosofieonderwijs en over de eigen lespraktijk. Deze interviews waren semigestructureerd. Vooraf stelde ik een lijst met vragen op als richtlijn voor het interview (zie bijlage 1), zodat ik alle docenten naar dezelfde onderwerpen vroeg en ik ze daarop kon vergelijken. Eerst stelde ik een serie vragen over de eigen werkwijze: over de organisatie van het curriculum, het lesmateriaal en de opzet van de lessen. Vervolgens stelde ik een serie vragen over de visie op het vak: hoe het vak er in het ideale geval uit zou zien, over wat de doelen zouden moeten zijn, over wanneer een filosofieles geslaagd is en waarin filosofie zich onderscheidt van andere vakken. Om erachter te komen wat docenten zelf belangrijk vinden, liet ik genoeg ruimte om door te vragen. Ik vroeg bijvoorbeeld ook waar ze trots op waren, of waarover ze niet tevreden over waren. Ik gaf de vragen bij het startinterview niet vooraf aan de docenten, om het gesprek zo authentiek mogelijk te kunnen voeren. Nadeel daarvan is wellicht dat de antwoorden dan minder doordacht zijn. Dat werd ondervangen doordat ik de docenten daarna meerdere malen uitgebreid sprak in de nagesprekken bij de lessen, en daarna een aantal jaren later nog eens in het nagesprek. Zo was er voor de docenten voldoende gelegenheid om op hun ideeën en opvattingen terug te komen, of deze bij te stellen of anders te formuleren.

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw