Proefschrift

70 bij te houden. In een digitaal document heb ik vanaf de eerste onderzoeksopzet steeds aantekeningen gemaakt over alles wat ik voor het onderzoek deed en las, en wat ik daarover dacht. Per docent maakte ik een selectie van het materiaal, waarbij er naast het criterium ‘Heeft het betrekking op ruimte om te denken?’ nóg een belangrijk criterium was: namelijk om recht doen aan de praktijk en de opvattingen van de docent. De uitspraken van de docent in de verschillende interviews (startinterview, nabespreking van de lessen en eindgesprek) die aan deze twee criteria voldeden voegde ik samen tot een portret. Daarnaast selecteerde ik lesfragmenten en reflecties hierop uit de nabesprekingen van de lessen op basis van de twee zojuist genoemde criteria. Toen ik per docent een eerste selectie van dit materiaal had, en een eerste versie van het portret, legde ik dit aan de docent voor in het eindgesprek. Ik had inmiddels een heel aantal begrippen (codes) waar ik de docenten over kon bevragen om te checken of ik in de goede richting zat. Deze nagesprekken, in combinatie met het lezen van de literatuur (onder andere over dialogic teaching) die ik inmiddels op het spoor was, leidden tot het idee van de drie spanningsvelden, met bijbehorende onderzoeksvragen. Dat gaf richting aan de vorm van de analyse. Daarmee kon ik de portretten, selecties van het lesmateriaal en tegelijkertijd ook het theoretisch kader, verder aanscherpen en met elkaar in lijn brengen (zie bijlage 5). Miles en Huberman (1994) maken een onderscheid tussen een ‘verticale analyse’ (within-case analysis) en een horizontale analyse (cross-case analysis) van de casussen. Ik heb gebruik gemaakt van beide manieren: de verticale analyse resulteerde in de acht portretten. Vervolgens heb ik de portretten onderling vergeleken met elkaar op grond van de drie spanningsvelden en bijbehorende onderzoeksvragen (horizontale analyse). Voor deze vergelijkende analyse heb ik gebruikt gemaakt van een aantal codes (zie bijlage 5). Per code heb ik de citaten van de docenten verzameld die hierop van toepassing waren, zodat ze onderling te vergelijken waren. Voorbeelden van deze codes zijn: ‘doelen van filosofieonderwijs’ en ‘gesprekstechnieken/vragen stellen’. 2.6 Kwaliteitscriteria en overwegingen bij de gehanteerde werkwijze Als inleiding op deze paragraaf dienen enkele inzichten die ik ontleend heb aan de lezing Search and Search again van de Britse antropoloog Tim Ingold (Ingold, 2018).

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw