73 onderzoek aan de hand van gevalsbeschrijvingen (zie bijvoorbeeld Bassey, 1999, p. 74). Met ‘validiteit’ wordt in onderzoekcontexten de mate bedoeld waarin een meetinstrument aan zijn doel beantwoordt. Als je bijvoorbeeld wil weten hoe zwaar iemand is, is een weegschaal een goed meetinstrument. Maar aangezien er in dit onderzoek niet iets gemeten, maar iets geïnterpreteerd wordt, is validiteit op deze manier opgevat geen geschikt criterium. Iets soortgelijks gaat op voor ‘betrouwbaarheid’. Dat betekent dat er bij herhaling van het onderzoek onder dezelfde omstandigheden dezelfde resultaten gevonden worden. Herhaalbaarheid is bij onderzoek dat uitgaat van unieke gevalsbeschrijvingen echter onmogelijk, dus ook dit is daarvoor geen goed criterium. Als alternatief criterium voor onderwijsonderzoek aan de hand van gevalsbeschrijvingen verwijst Bassey naar het criterium trustworthiness van Lincoln en Guba (1985), dat zoiets betekent als ‘geloofwaardigheid’ of ‘waarheidsgetrouwheid’. Bassey heeft trustworthiness verder uitgewerkt in vier categorieën: het verzamelen, analyseren en interpreteren van de data en de rapportage van het onderzoek (Bassey, 1999, pp. 75-77). Daarnaast heeft hij ethische richtlijnen opgesteld voor dit soort onderzoek. Beide zal ik hieronder toepassen. Dataverzameling Het eerste punt om de trustworthiness te bepalen betreft bij Bassey de dataverzameling. In paragraaf 2.3 over de selectie van docenten zijn hier al enkele opmerkingen over gemaakt: de selectie van de docenten is niet willekeurig, maar doelgericht, aangezien het doel van dit onderzoek niet is om een dwarsdoorsnede te geven van het filosofieonderwijs in Nederland, maar om te laten zien hoe goede, ervaren filosofiedocenten in de bovenbouw van havo en vwo hun leerlingen aan het denken zetten. Daarnaast hebben deze docenten de lessen die ik bijwoonde wellicht beter voorbereid dan doorgaans, aangezien zij wisten dat de les gefilmd en besproken zou gaan worden. Ik denk dat dit voor dit onderzoek, waarbij in de eerste plaats op zoek werd gegaan naar good practices, geen probleem is. Als docenten net wat beter hun best doen dan anders, is dat immers bevorderlijk voor het vinden van good practices. Daarnaast observeerde ik alleen lessen waarin voldoende mogelijkheid was tot interactie tussen docent en leerlingen, en geen lessen waarbij een groot deel van de tijd leerlingen individueel in stilte aan het werk waren, of een groot deel van de les werd besteed aan het kijken naar een video. Daardoor zal ik meer
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw