Proefschrift

78 2.7 Ethische paragraaf In case studies zoals deze worden mensen, docenten en leerlingen, geobserveerd en geïnterviewd en worden vervolgens de daarmee verkregen bevindingen publiek gemaakt. Dat vereist een nauwkeurige omgang met de op die manier verkregen gegevens. De docenten hebben bij het eerste interview een formulier getekend waarin zij toestemming geven om de interviews en video-opnamen te gebruiken voor onderzoeks- en onderwijsdoeleinden. Ik heb de opnamen voor kleine groepen filosofiestudenten gebruikt binnen de lerarenopleiding. Voor het gebruik van de opnamen hierbuiten heb ik apart toestemming aan de betreffende docenten gevraagd. De leerlingen in de gefilmde klassen hebben vooraf een brief meekregen waarin zij konden aangeven of ze bezwaar hadden tegen het filmen (informed consent). Voor slechts één leerling is bezwaar gemaakt tegen het filmen. (De opnamen zijn gemaakt voordat de AVG-wet in werking trad. Daarna was het verplicht om voor elke leerling expliciet toestemming te krijgen om te filmen.) De studentenassistenten die de transcripties hebben gemaakt, hebben een formulier ondertekend waarin zij beloven geen informatie te delen uit de interviews. Alleen de onderzoeker heeft toegang tot de beveiligde schijf waarop alle data zijn opgeslagen. De studentenassistenten die transcribeerden hebben er tijdelijk een beperkte toegang toe gekregen. De docenten hebben geen vergoeding ontvangen voor deelname aan het onderzoek, behalve een boekenbon als dank voor de medewerking. Aan elke docent is gevraagd of er bezwaar was om de portretten onder hun eigen naam op te nemen. Dat was niet het geval. Belangrijkste argument om de eigen naam van de docenten te gebruiken (in plaats van deze te anonimiseren) is dat de portretten en reflecties op de lesfragmenten een weergave zijn van de individuele opvattingen en praktijken van deze specifieke filosofiedocenten. Die opvattingen en reflecties op het lesgeven zijn een samenhangend geheel, dat niet los staat van de persoonlijkheid van de docent. Een andere naam bij een portret zetten was alsof ik een andere naam bij een foto van iemand zette. De docenten met een nummer weergeven (D1, D2, D3…) kwam bij de vergelijkende analyse de leesbaarheid niet ten goede. Er waren ook argumenten tegen: de groep filosofiedocenten is een klein wereldje in Nederland, dus veel mensen kennen elkaar. Als je al weet over wie het gaat, lees je niet meer onbevooroordeeld. Verder gingen er jaren overheen vanaf het eerste interview met de docenten tot het verschijnen van dit proefschrift,

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw