Proefschrift

94 De derde is ‘Met zijn allen denk je meer dan alleen’, dus je maakt een soort van denk-gemeenschapje. Dat zijn de basisregels voor de filosofieles. Gesprekstechnieken zijn eigenlijk de basis van het werk. Dat is wat ik het liefste doe: je komt binnen, je stelt een vraag en gaat daar lekker 50 minuten over praten, aan de hand van de teksten die voorliggen. Bij zo’n gesprek gaat het over die filosofische vragen. Dan zet je ze heel erg zelf aan het denken. Wat je af en toe hebt, dan heb je een hele les zitten praten en dan gaat de bel en dan lopen ze al discussiërend de gang op. Of er komt een ander groepje en die zegt: o nee, daar heb je die filosofen weer. Dan ben ik heel trots. Vorige week ging het over Kant: dat er over smaak te twisten valt. Wat ik dan doe is vragen: Wie vindt dat er over smaak te twisten valt? Wie niet? Waarom? En dan: wat hadden we ook al weer bij kenleer over Kant gehad? En dan leg ik het uit, die categorieën van Kant, die hokjes in je hoofd, en zet ik het op het bord. Dan lezen we nog een stukje: Wat staat hier en hoe verhoudt zich dat tot wat we net zelf bedacht hebben? Bij stagiairs zie ik dat ze dat heel moeilijk vinden. Ofwel: ze geven de hele tijd les, ze vertellen alles, of ze stellen de hele tijd vragen. Maar dat heen en weer is kennelijk heel moeilijk. Voor dat zelf denken is zowel een goede relatie met de leerlingen cruciaal als een goede didactiek. Die pedagogische relatie is de basis, maar als je alleen die relatie hebt, dan wordt het gezellig babbelen. En dat is nog lang geen nadenken. Je hebt een bepaalde structuur en bepaalde werkvormen nodig. Je moet wel een plan hebben, net zoals dat je op vakantie gaat, maar als je iets leukers tegenkomt, ga je dat natuurlijk doen. Maar zonder plan ga je überhaupt niet onderweg. Dat doel is een smal weggetje, en daarom heen moet je een breed veld in je hoofd hebben, zodat je associaties van leerlingen kunt plaatsen en verbinden met het doel dat je hebt. Het verschil tussen filosofie en andere vakken is toch steeds: de stof is vanuit vragen, je kan de wereld bevragen. Dat zou idealiter natuurlijk bij natuurkunde ook zo zijn. Maar natuurkundedocenten zeggen ook dat natuurkunde op de middelbare school en natuurkunde studeren niks met elkaar te maken hebben. Terwijl filosofie op school misschien nog wel filosofischer is dan op de universiteit. Dat onderliggende, die eerste vragen, en daarmee ook het overkoepelende, dat maakt het anders dan andere vakken. Het lijkt wel op levensbeschouwing, maar dat is geen examenvak. En dat gaat ook wel over antwoorden, niet om doorvragen tot het eind. En dat is bij filosofie juist wel zo. Ik ben heel tevreden als leerlingen zeggen: ‘Mevrouw, u heeft nooit een vraag beantwoord. U heeft alleen maar vragen gesteld.’ Bij filosofie zal geen docent zeggen alles te weten van de geschiedenis van de filosofie, dus je komt met een soort bescheidenheid in de klas. Tegelijkertijd heb jij

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw