212 Chapter 8 direct geconfronteerd worden met het lijden van hun kind, bijvoorbeeld wanneer een kind van zijn of haar fiets valt (Leibenluft et al., 2004; Lenzi et al., 2009), wordt bij het inbeelden van dezelfde situatie waarschijnlijk meer aanspraak gemaakt op het cognitieve empathie netwerk in de hersenen (Abraham, Hendler, Zagoory-Sharon, & Feldman, 2016; Abraham et al., 2018). Tot op heden is vooral onderzoek gedaan naar de reactie van ouders die direct geconfronteerd worden met ongemakken van het eigen kind (bijvoorbeeld wanneer een kind huilt of chronische pijn heeft) (Laurent & Ablow, 2012; Riem et al., 2011). Er is, echter, weinig bekend over hoe het brein van ouders reageert op het inbeelden van onplezierige situaties betreffende het eigen kind passend bij de adolescentie. In Hoofdstuk 5 is daarom gekeken naar de neurale en affectieve responses van ouders tijdens het inbeelden van een onprettige situatie. In de empathie taak die voor deze studie werd ontwikkeld werd aan ouders gevraagd zich in te leven in een verscheidenheid aan onprettige situaties van zowel sociale en fysieke aard, met of het eigen kind of een onbekend ander kind als hoofdpersoon (Afbeelding 8.4). Wanneer de situatie betrekking had op het eigen kind, werd de naam en een foto van het eigen kind getoond op het scherm in de scanner. Een voorbeeld van een sociaal onprettige situatie was: “[naam kind] wordt buitengesloten op school” of “[naam kind] was alleen op zijn/haar verjaardag”. Een voorbeeld van een fysiek onprettige situatie was: “[naam kind] heeft hele hoge koorts” of “[naam kind] heeft een hersenschudding opgelopen”. Het doel van de taak was om een empathische response in ouders op te wekken en te onderzoeken of deze response anders was wanneer dit werd ingebeeld voor het eigen kind ten opzichte van een onbekend kind. Doormiddel van het beantwoorden van de vraag “Hoe voelt u zich hierbij?” na iedere ingebeelde situatie werd de mate van empathische stress van gemeten, ofwel hoe onprettig ouders het vonden om hun kind (of het onbekende kind) in deze situatie in te beelden. Daarnaast werden de hersenresponses gemeten tijdens de fase waarin ouders zich de verschillende situaties inbeeldden en werd onderscheid gemaakt tussen neurale responsen in het affectieve en het cognitieve empathie netwerk. Ouders rapporteerden meer empathische stress wanneer zij zich de onprettige situaties inbeeldden voor hun eigen kind vergeleken met een onbekend kind. Wat betreft de neurale responsen was er, in lijn met onze verwachting, vooral in het cognitieve empathie netwerk meer activatie wanneer ze zich het lijden van hun eigen kind inbeeldden vergeleken met dat van een ander kind en niet zozeer in het affectieve empathie netwerk. Daarnaast ervaarden ouders de fysieke situaties als onprettiger dan de sociale situaties, wat overeenkwam met een sterkere activatie van hersengebieden binnen het empathie netwerk (anterior insula, medial and dorsal anterior cingulate gyrus, inferior frontal gyri) tijdens het inbeelden van fysiek vergeleken met sociaal onprettige situaties. Een mogelijke evolutionaire verklaring voor dit verschil is dat ons brein fysieke pijn als een meer directe bedreiging voor het voortbestaan zien, terwijl de impact van sociale pijn voor een groter deel afhangen van iemands subjectieve beleving (Bruneau, Dufour, & Saxe, 2013; Timmers et al., 2018).
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw