258 Nederlandse samenvatting verschillen de meningen over de vraag of, en zo ja, welke factor(en) de overhand heeft/ hebben in de etiologie (De Vries & Cohen-Kettenis, 2012; Meyer-Bahlburg, 2010). Het tweede thema betreft de aard van GD; de meeste informanten vinden het moeilijk om hun gedachten hierover te verwoorden. Velen zien GD niet als een medische ziekte of als een sociaal construct, maar als een normale, maar minder frequente variant van gender expressie. Sommigen stellen echter dat de behoefte aan medische behandeling op zich, om het lijden te verlichten, impliceert dat GD niet louter een variatie is, en dat dat maakt dat GD als een stoornis dient te worden gedefinieerd. De rol van de fysiologische puberteit in het ontwikkelen van een consistente genderidentiteit is het derde thema dat naar voren kwam. De meeste informanten waren het erover eens dat behandeling met PR de manier waarop jongeren over zichzelf denken kan beïnvloeden. De meesten van hen dachten echter dat PR de vorming van een genderidentiteit die congruent is met het bij de geboorte toegewezen geslacht niet belemmeren, wanneer er al vele jaren sprake is van een incongruente genderidentiteit. Bovendien noemen verscheidene endocrinologen dat PR al vele jaren worden gebruikt bij kinderen en jongeren met ‘Pubertas Praecox’ (vroegtijdige puberteit), en dat er voor zover zij weten geen gevallen van het ‘ontstaan’ van incongruente genderidentiteiten in die context zijn beschreven. Ook benadrukten de meesten endocrinologen dat zij bewust pas beginnen met de behandeling met PR wanneer de jongeren een soort ‘eerste ervaring’ met de puberteit hebben gehad (tenminste Tanner stadium 2 of 3) voordat zij starten met het remmen van de puberteit. Het vierde thema is de rol van comorbiditeit. De prevalentie van co-existente psychiatrische problemen bij transgender jongeren is hoog (de Vries et al., 2011; Meyenburg, 2014; Thompson et al., 2022). De precieze mechanismen die GD en co-existente psychopathologie met elkaar verbinden zijn vooralsnog onbekend. De meeste informanten stellen dat het per individu verschilt, en dat het afhankelijk is van de comorbide problematiek of GD en de co-existente problematiek(en) slechts naast elkaar bestaan of dat deze met elkaar samenhangen. Sommige professionals benadrukken het belang van het behandelen van ernstige co-existente psychopathologie voordat er medische behandeling wat betreft de GD wordt gestart. Anderen stellen daarentegen dat dit af dient te hangen van het individu en de specifieke co-existente problematiek(en). Het vijfde thema betreft de mogelijke lichamelijk en/of psychisch schadelijke gevolgen van vroegtijdige medische, maar ook juist van het onthouden van vroegtijdige medische behandeling. Hoewel (het schaarse) onderzoek tot nu toe nauwelijks negatieve, en zelfs positieve resultaten laat zien wat betreft de gevolgen van PR, blijven voorstanders van de behandeling voorzichtig en mensen die de behandeling bekritiseren sceptisch omdat de (lange termijn) risico’s en voordelen van de beschikbare behandelingen nog niet volledig zijn vastgesteld. Voorts worden mogelijke schadelijke effecten van juist het afzien van vroegtijdige medische behandelingen genoemd door sommige informanten. Het zesde thema betreft de wilsbekwaamheid en de beslissingsbevoegdheid. Dit is een belangrijk punt van onenigheid in de discussie over vroegtijdige medische behandeling.
RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw