Proefschrift

dat plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag met een grotere afname van dynamische risicofactoren minder snel recidiveren dan met plegers die qua dynamische risicofactoren een minder grote afname, geen verandering of een toename laten zien. In hoofdstuk 3 en 4 worden de onderlinge verbanden tussen dynamische risicofactoren met behulp van netwerk analyses in kaart gebracht bij mannen die in het verleden seksueel grensoverschrijdend gedrag pleegden. Netwerken van dynamische risicofactoren zijn geschat op basis van gegevens uit twee onafhankelijke steekproeven, het dynamic supervision project (DSP; N = 803) en het provinciale correctiesysteem van British Columbia in Canada (BC; N = 4.511). Uit netwerkanalyses in beide steekproeven blijkt een hoge strength centrality voor de dynamische risicofactoren: sociale afwijzing/eenzaamheid, desinteresse in het welzijn van anderen, ontoereikende probleemoplossingsvaardigheden, en impulsief gedrag. Dynamische risicofactoren met een hoge strength centrality hebben relatief veel en relatief sterke verbanden binnen het netwerk. Hierdoor hebben zij meer invloed op andere dynamische risicofactoren en daarmee op (seksuele) recidive. Daarnaast zijn op basis van de netwerkanalyses verschillende clusters van dynamische risicofactoren te onderscheiden die getypeerd kunnen worden als: seksuele zelfregulatie, emotioneel intieme relaties, antisociale trekken en algemene zelfregulatie. Hoofdstuk 5 beschrijft onderzoek naar de klinische toepassing van het verzamelen, genereren en rapporteren van gepersonaliseerde informatie over onderling samenhangende dynamische risicofactoren op intra-individueel (persoonlijk) niveau. Hiervoor werd de traditionele forensische casusconceptualisatie gecombineerd met monitoring door middel van experience sampling method (ESM), verder benoemd als blended ESM-procedure. Vijf volwassen mannen in ambulante forensische behandeling vanwege het plegen van seksueel grensoverschrijdend gedrag onderzochten hiervoor samen met een therapeut hun dynamische risicofactoren. Ze vormden hypothesen over de onderlinge samenhang van deze factoren en scoorden deze factoren door middel van een electronisch dagboek gedurende twee weken dagelijks vijfmaal. Ze bespraken het feedback rapport wat op basis van deze gegevens gemaakt werd met hun therapeut en integreerden de bevindingen in bestaande forensische casusconceptualisatie. De blended ESM-procedure leidde bij de deelnemers tot een toegenomen bewustzijn van de eigen dynamische risicofactoren, hun onderlinge samenhang en het mogelijke verband met hun seksueel grensoverschrijdend gedrag. De ESM-procedure werd door de deelnemers niet als invasief of belastend ervaren. Hoofdstuk 6 introduceert het network-based model of risk of sexual reoffending (NBM-RSR) als een theoretisch model voor het begrijpen en verklaren van de wijze waarop dynamische risicofactoren bijdragen aan (duurzame verandering van) het risico op seksuele recidive. Volgens de NBM-RSR bestaat het risico op terugval in seksueel grensoverschrijdend gedrag uit een zelfvoorzienend, dat is een zichzelf in stand houdend, netwerk van causaal verbonden dynamische risicofactoren. Een verhoogd risico op XII

RkJQdWJsaXNoZXIy MjY0ODMw